SV
9Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele;
10Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden.
11Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
12Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben.
13En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.
Deze bijbeltekst is ontleend aan aan de Staten Vertaling van 1637