Handelingen 7:17-29

SV

17Maar als nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, genaakte, wies het volk en vermenigvuldigde in Egypte;
18Totdat een ander koning opstond, die Jozef niet gekend had.
19Deze gebruikte listigheid tegen ons geslacht, en handelde kwalijk met onze vaderen, zodat zij hun jonge kinderen moesten wegwerpen, opdat zij niet zouden voorttelen.
20In welken tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed werd in het huis zijns vaders.
21En als hij weggeworpen was, nam hem de dochter van Farao op, en voedde hem voor zichzelve op tot een zoon.
22En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren; en was machtig in woorden en in werken.
23Als hem nu de tijd van veertig jaren vervuld was, kwam hem in zijn hart, zijn broeders, de kinderen Israels, te bezoeken.
24En ziende een, die onrecht leed, beschermde hij hem, en wreekte dengene, dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar.
25En hij meende, dat zijn broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het niet verstaan.
26En den volgenden dag werd hij van hen gezien, daar zij vochten; en hij drong ze tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders; waarom doet gij elkander ongelijk?
27En die zijn naaste ongelijk deed, verstiet hem, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld?
28Wilt gij mij ook ombrengen, gelijkerwijs gij gisteren den Egyptenaar omgebracht hebt?
29En Mozes vluchtte op dat woord en werd een vreemdeling in het land Madiam, waar hij twee zonen gewon.

KJV

17But when the time of the promise drew nigh, which God had sworn to Abraham, the people grew and multiplied in Egypt,
18Till another king arose, which knew not Joseph.
19The same dealt subtilly with our kindred, and evil entreated our fathers, so that they cast out their young children, to the end they might not live.
20In which time Moses was born, and was exceeding fair, and nourished up in his father's house three months:
21And when he was cast out, Pharaoh's daughter took him up, and nourished him for her own son.
22And Moses was learned in all the wisdom of the Egyptians, and was mighty in words and in deeds.
23And when he was full forty years old, it came into his heart to visit his brethren the children of Israel.
24And seeing one of them suffer wrong, he defended him, and avenged him that was oppressed, and smote the Egyptian:
25For he supposed his brethren would have understood how that God by his hand would deliver them: but they understood not.
26And the next day he shewed himself unto them as they strove, and would have set them at one again, saying, Sirs, ye are brethren; why do ye wrong one to another?
27But he that did his neighbour wrong thrust him away, saying, Who made thee a ruler and a judge over us?
28Wilt thou kill me, as thou diddest the Egyptian yesterday?
29Then fled Moses at this saying, and was a stranger in the land of Madian, where he begat two sons.
Helaas geen NBV vertaling meer. Binnen de huidige voorwaarden van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap is dit momenteel niet toegestaan.

Suggesties voor alternatieven zijn welkom via het feedback formulier.