Johannes 10:1-18

SV

1Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar.
2Maar die door de deur ingaat, is een herder der schapen.
3Dezen doet de deurwachter open, en de schapen horen zijn stem; en hij roept zijn schapen bij name, en leidt ze uit.
4En wanneer hij zijn schapen uitgedreven heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de schapen volgen hem, overmits zij zijn stem kennen.
5Maar een vreemde zullen zij geenszins volgen, maar zullen van hem vlieden; overmits zij de stem des vreemden niet kennen.
6Deze gelijkenis zeide Jezus tot hen; maar zij verstonden niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak.
7Jezus dan zeide wederom tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Ik ben de Deur der schapen.
8Allen, zovelen als er voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en moordenaars; maar de schapen hebben hen niet gehoord.
9Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden.
10De dief komt niet, dan opdat hij stele, en slachte, en verderve; Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben, en overvloed hebben.
11Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen.
12Maar de huurling, en die geen herder is, wien de schapen niet eigen zijn, ziet den wolf komen, en verlaat de schapen, en vliedt; en de wolf grijpt ze, en verstrooit de schapen.
13En de huurling vliedt, overmits hij een huurling is, en heeft geen zorg voor de schapen.
14Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend.
15Gelijkerwijs de Vader Mij kent, alzo ken Ik ook den Vader; en Ik stel Mijn leven voor de schapen.
16Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder.
17Daarom heeft mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme.
18Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.

KJV

1Verily, verily, I say unto you, He that entereth not by the door into the sheepfold, but climbeth up some other way, the same is a thief and a robber.
2But he that entereth in by the door is the shepherd of the sheep.
3To him the porter openeth; and the sheep hear his voice: and he calleth his own sheep by name, and leadeth them out.
4And when he putteth forth his own sheep, he goeth before them, and the sheep follow him: for they know his voice.
5And a stranger will they not follow, but will flee from him: for they know not the voice of strangers.
6This parable spake Jesus unto them: but they understood not what things they were which he spake unto them.
7Then said Jesus unto them again, Verily, verily, I say unto you, I am the door of the sheep.
8All that ever came before me are thieves and robbers: but the sheep did not hear them.
9I am the door: by me if any man enter in, he shall be saved, and shall go in and out, and find pasture.
10The thief cometh not, but for to steal, and to kill, and to destroy: I am come that they might have life, and that they might have it more abundantly.
11I am the good shepherd: the good shepherd giveth his life for the sheep.
12But he that is an hireling, and not the shepherd, whose own the sheep are not, seeth the wolf coming, and leaveth the sheep, and fleeth: and the wolf catcheth them, and scattereth the sheep.
13The hireling fleeth, because he is an hireling, and careth not for the sheep.
14I am the good shepherd, and know my sheep, and am known of mine.
15As the Father knoweth me, even so know I the Father: and I lay down my life for the sheep.
16And other sheep I have, which are not of this fold: them also I must bring, and they shall hear my voice; and there shall be one fold, and one shepherd.
17Therefore doth my Father love me, because I lay down my life, that I might take it again.
18No man taketh it from me, but I lay it down of myself. I have power to lay it down, and I have power to take it again. This commandment have I received of my Father.
Helaas geen NBV vertaling meer. Binnen de huidige voorwaarden van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap is dit momenteel niet toegestaan.

Suggesties voor alternatieven zijn welkom via het feedback formulier.