SV
8Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
9Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
10Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
11Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden.
12Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.
13Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.
Deze bijbeltekst is ontleend aan aan de Staten Vertaling van 1637